Langzaam rijden we via de bochtige steile weg richting Ospedale Santa Croce in Castelnuovo. We zijn er onderhand kind aan huis. Met de nodige verwijsbrieven, potjes gevuld met substanties die zich laten raden, begeef ik mij naar het laboratorium voor een aantal testen. Die moeten uiteindelijk uitwijzen of mijn “ongenode gast” het loodje heeft gelegd. Die gast luistert naar de naam helicobacter en heeft zich sinds lange tijd heerlijk in mijn maagslijmvlies genesteld. Met alle gevolgen van dien. Een bacterie die geen fluwelen handschoenen accepteert. Nee, daar moest zwaar geschut aan te pas komen, de zogenaamde antibiotica brigade werd ingezet om deze te verslaan. Als een olifant in de porseleinkast ging die te keer en pakte in de strijd gelijk de “genode” bacteriën mee die zich van geen kwaad bewust waren. Een taaie gast, die helico, dat mag ik wel zeggen. De strijd onder aanvoering van het antibiotica leger was hevig. Er werd zelfs gevraagd om meer “zware” wapens in te zetten. Al snel werd daar gehoor aan gegeven en diende het maagzuurremmers bataljon zich aan. Wat heeft dat vege lijf van mij er van gelust. Maar overgeven was geen optie. Gestreden moest er worden en hoe.
Het kind aan huis zijn wat ons betreft, beperkt zich tot de ingang en de diverse afdelingen waar de consulten en onderzoeken plaatsvinden. Maar daar houdt het helaas mee op. De regels die daar gelden, of eerder het gebrek er aan, zet ons voortdurend op het verkeerde been. Telkens als je denkt dat je het onder de knie hebt, wordt je keihard teruggefloten. Na een aantal jaren en veelvuldige bezoeken zou je toch denken dat je het systeem door hebt. Het systeem dat men hier veelal gebruikt heet “De willekeur”, dat zegt hopelijk genoeg. Het wordt te pas en te onpas uit de kast gehaald en de ene keer ben je zwaar gefrustreerd, een andere keer blij verrast.

Nog geen vier dagen geleden was ik hier ook. Zelfde recept als vandaag, appeltje, eitje dus, want ik blijf postief. Het enige verschil is dat er zich nu een grote menigte voor de ingang van het dienstdoende laboratorium heeft verschanst. Als een echte Garfagnino negeer ik de wachtende meute en loop direct naar de deur die toegang biedt tot het loket waar ik moet zijn. “Aspetta”, blaft de dragonder die als een Cerberus de wacht houdt. Even iets afgeven, zeg ik. Heb je een afspraak? Hoezo, ik kom hier nu al voor de zoveelste keer en ik bespeur een nieuwe “willekeur” variant. Gaan we het over die boeg gooien. Nee, ik heb geen afspraak en de regel is dat ik hier tussen halftien en tien uur gerechtigd ben naar het loket te gaan. Vandaag niet, zegt ze. We lopen achter met de bloedafname en u moet geduld hebben. Ik roep u wel als het uw beurt is. Maar ik hoef geen bloed te prikken, laat ik wanhopig weten. Met een lichte duw in de rug word ik richting de deur gestuurd en zit er niets anders op mij bij de lange rij wachtenden aan te sluiten. Af en toe gaat de deur open en wordt er een nummer afgeroepen. Een nummer? Ik kijk mijn buurman aan die verveeld tegen het hek leunt. Als Nederlandse snap ik hier helemaal niets van laat ik hem weten. Ach mevrouw, zegt hij met een zucht, ik ben Italiaan en ik snap er zelfs niets van. Dat belooft nog wat. Zo langzamerhand begin ik het zat te worden. Niemand in de wachtrij, op een enkeling na, weet waar die aan toe is. Wel een nummertje staat waarschijnlijk voor een afspraak en geen nummertje is de categorie die gevangen zit in het web van, ja, je raad het al “De willekeur”. En daar schijn ik nu blijkbaar ook bij ingedeeld te zijn.
Inmiddels heb ik besloten het er niet bij te laten zitten. Maar dan moet ik de willekeur wel te slim af zijn. Het gebouw waar het loket zich bevindt heeft een in- en een uitgang. Die eerste kan ik voorlopig vergeten. Maar de uitgang biedt mogelijkheden. Mijn buurman is aan de beurt en snel fluister ik hem iets in het oor. Nee, ik hoef geen bloed te prikken zegt hij, alleen iets afgeven. Ah, zelfde categorie waar ik blijkbaar bij hoor. Ik gooi het met hem op een akkoordje en hij stemt toe. Snel loop ik om het gebouw heen en ben nog net op tijd als de deur van de uitgang open gaat. Ik moet nu snel zijn, want als die deur eenmaal weer in het slot valt heb ik het nakijken. Het lukt, met een vette knipoog en een grazie mille aan het adres van mijn medeplichtige glip ik naar binnen. Daar staat Cerberus, ze kijkt boos maar tegelijkertijd ook ietwat verzoenend. Rechtsaf, zegt ze. Ik ben met stomheid geslagen. De ruimte voor het loket is met nog meer mensen gevuld als voor de ingang. De willekeur heeft mij weer eens te pakken en heb ik niets anders te doen dan mijn verlies te incasseren.
Eenmaal thuis laten de uitslagen van de onderzoeken niet lang op zich wachten en ben ik blij verrast. Ondanks alles hebben ze er haast achter gezet. De helicobacter is verslagen! En de willekeur? Gelijk spel, daar houd ik het op!