
Vandaag is het dan zover. Mijn eerste prik. Als de procedure net zo soepeltjes verloopt als vorige maand toen Riny de spits af mocht bijten teken ik er voor.
De locatie is ons bekend en met de ruitenwissers op de hoogste stand banen we ons al slingerend een weg naar beneden. Ruim op tijd arriveren we voor het vaccinatiecentrum. Zo te zien hebben daar twee mannen “op leeftijd” de regie in handen. Terwijl de één de aankomende automobilist duidelijk probeert te maken dat er toch echt voor het gebouw niet geparkeerd mag worden, doet de ander een poging de nieuw aangekomenen te verwelkomen met een temperatuurcheck. Dat blijkt nog een hele klus. Het apparaat doet in de stromende regen niet echt zijn best en zo ontstaat er al gauw een kleine file van ongeduldige steeds natter wordende mensen die maar één doel hebben, zo snel mogelijk naar de kleine tent verderop. Die is bestemd voor degene die aangemeld moet worden, en omdat er maar één tafel staat kan het wel eens een langdurig en nat proces gaan worden, vrees ik. Ineens lost de file zich op en tot mijn verbazing trekken ze zowaar een sprintje naar de enige schuilplaats die daarbij zo goed als vol loopt.
Ondertussen is er weer een nieuwe lichting gearriveerd en doet de regen er nog een schepje bovenop, waarbij schuilen onder de paraplu onder de categorie kansloos valt. Hier herhaalt zich het hele protocol en stuiven ze achter elkaar de tent binnen. Van anderhalve meter afstand bewaren is allang geen sprake meer, maar niemand die het ook maar in zijn hoofd haalt om daar iets over te zeggen. We staan droog, want uit ervaring weten we dat het nog wel een poosje kan gaan duren voordat die prik waar we zo naar smachten dan eindelijk gezet gaat worden.
In de tent staat een tafel met de gebruikelijke bakjes met formulieren en veel, heel veel flacons met handgel, maar er is op geen velden of wegen iemand te bekennen die geacht wordt hier plaats te nemen en de menigte helpt om zich door de papierwinkel heen te loodsen. Maar niemand maakt zich druk zo lijkt het. Nu iedereen een droog onderkomen heeft bemachtigd slaat de berusting toe. Ik verbaas mij telkens weer over het geduld van de Garfagnini. Stiekem kijk ik op mijn horloge. Mijn afspraak is 15.18 uur, 18 minuten over drie. Waar baseren ze dit tijdstip op. Er wordt je gevraagd tien minuten van te voren aanwezig te zijn en zoals altijd trap ik daar in mijn naïviteit weer in. Want tijd is relatief hier.
Eindelijk ontstaat er enige reuring achter de inschrijftafel. Tegelijkertijd maakt de tweede man “op leeftijd” zijn entree in de tent. Het temperaturen is verruild tot het registreren van de wachtende menigte. En dan schijnt iedereen wakker te worden uit zijn of haar berustende staat en stormen ze op de arme man af. Snel vraag ik wat er nu staat te gebeuren. Hij is de man die over de lijst gaat, legt mijn naaste buurvrouw uit. Waarop je naam en het tijdstip van de afspraak staat vermeld. De arme man kijkt bij deze enorme toeloop verward om zich heen alsof hij wil zeggen, waar moet ik in hemelsnaam beginnen. Nou, dat regelen de Garfagnini en ik zelf wel. “Mooten, sono io”, (dat ben ik), schreeuw ik boven de rest uit en dring naar voren. Want dit is wat ik in mijn nu tweejarig bestaan hier heb geleerd. Hij slaat de lijst open, telkens weer, zijn vingers langs de diverse namen en tijdstippen, kijkt, leest, bladert en begint vervolgens weer van voren af aan. Inmiddels heeft de regen de gaten in het tentzeil ontdekt en terwijl de man zich voor de zoveelste keer over zijn bijna niet meer te lezen natgeregende lijst buigt roep ik ineens, “Ecco, sono io, Mooten, alle 15.18”. Opgelucht zet hij een vinkje voor het tijdstip en na mijn formulieren te hebben ingezien mag ik door naar de volgende ronde.
Ook hier geldt het recht van de sterkste, of moet ik zeggen, de brutaalste. Voor de tafel heeft zich inmiddels een grote stoet wachtenden gevormd. Wie en wanneer er iemand aan de beurt is, niemand die het weet. Je zult toch eerst afgevinkt moeten zijn op de lijst, of? Alles loopt door elkaar. En omdat ik weet dat door de chaos er dus ook geen focus mogelijk is, grijp ik mijn kans en zet vervolgens mijn tweede offensief in. “Mi scusa, ma sono troppo in ritardo”. (Neem mij niet kwalijk, maar ik ben al veel te laat) Geen enkele wanklank als reactie van de Garfagnini op mijn hulpkreet. Nadat de vrouw voor de tafel is opgestaan en eindelijk naar het eindstation kan maakt men plaats vrij en schuif ik mijn papieren naar de vriendelijke zorgmedewerker. Hier gaat het een stuk sneller en al gauw sprint ik richting de trap naar boven waar de spuit wacht. Te vroeg gejuicht. Voor mij duikt ineens de man met de lijst weer op, of wat daar nog van over is. Het begint er op te lijken dat het hele proces weer van voren af aan begint. Ik moet even wachten. Gezien de snelheid van zijn handelen help ik hem nu een eindje op weg. Zuiver eigenbelang. Ik heb namelijk onthouden op welke pagina mijn naam staat en ja hoor, al knipogend zet hij wederom een vinkje en bedankt mij voor mijn oplettendheid.
Boven gekomen krijg ik te horen dat ik veel te laat ben.Te laat, vraag ik verontwaardigd. Ik denk aan de man met de lijst die zijn best doet om alles in goede banen te leiden wat eigenlijk onmogelijk is in dit land van willekeur, onderonsjes en snel even ergens tussendoor. Organiseren blijkt dan bijna een vies woord. Ik leg haar uit dat we de tijd aanzienlijk hebben kunnen inkorten door een soort van win-win situatie te creëren. Waarbij de man van de lijst en ik samen het gevoel hebben als winnaar uit de bus te zijn gekomen. Het kwartje blijkt niet te vallen.
Dan gaat de deur van de spreekkamer open en een stem die roept, “signora Mooten? Vieni? (Komt u) Zegevierend neem ik plaats op de hoge zetel en met een glimlach ontbloot ik mijn rechterschouder en ben ik er helemaal klaar voor!